Een reactie op het boek “Knielen op een bed violen”

Introductie

Op twee januari kocht ik —na de decembermaand in Nederland doorgebracht te hebben— op de terugreis het boek Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Had er veel overgelezen, en het had blijkbaar veel mensen geraakt. Andries Knevel bijvoorbeeld:

Andries Knevel is diep onder de indruk van Siebelinks boek. “Zijn boek ‘Knielen op een bed violen’ is één van de mooiste literaire romans die ik in mijn leven heb gelezen. Ik ben geneigd te zeggen de allermooiste”.

N.H. kerk van LathumDat belooft dus nogal wat. Mijn vrouw las het boek in één keer uit in het vliegtuig. Het is goed geschreven, het leest makkelijk. Maar ze was teleurgesteld. Een karikatuur. Ik heb het op de zondag daarna uitgelezen. En ik ben boos. Een afschuwelijk gemeen romannetje waarin de auteur even genadeloos afrekent met zijn vader en degenen die volgens de auteur zijn ondergang hebben bewerkstelligd.

Omdat ik geen enkele kritische recensie op het Internet kon vinden, geen journalist te vinden blijkbaar die nog enige kennis heeft aan het soort ‘bevindelijke taal’ die in het boek wordt gebezigd, heb ik besloten de kritische noten maar zelf te schrijven. Niet veel lezers van Jan Siebelink's boek zullen ervaring hebben met de kringen die Jan Siebelink beschrijft. In die leemte wil ik voorzien. Er zijn een tweetal vragen die ik wil beantwoorden:

  1. Is de beschrijving die Jan Siebelink maakt van de volgelingen van ds. Poort aannemelijk? Hij tekent wel even een hele groep. Gezinnen met kinderen: “Mijn vader is een paauweaan.” Snel, laat de overheid direct ingrijpen!
  2. Is dit werkelijk de vader van Jan Siebelink? Dit irriteerde mij nog het meest. Na afloop weet ik nog niets over de man. Hij houdt van snelle seks met zijn vrouw, denkt aan haar benen en borsten in de kerk, en wordt verliefd op zijn schoondochter. Je zal maar zo neer gezet worden.

Ik heb nogal wat ervaring in de kringen die Siebelink zogenaamd beschrijft. Ik was jarenlang geabonneerd op de preken van Paauwe. Toen onze kinderen klein waren wisselden mijn vrouw en ik het kerkgaan af. Ik las, terwijl ik op de kinderen paste, regelmatig een preekje van Paauwe. Ik ken een aantal paauweanen. Heb gekerkt in vele kerken van oud gereformeerde signatuur en gezelschappen bezocht. En mijn conclusie na afloop van het lezen van dit boek was onafwendbaar: of de man heeft geen flauw benul waar hij het over heeft of hij heeft wat hij beschrijft bewust verdraaid. In elk geval heeft de lezer die niet met deze kringen op de hoogte is recht op de waarheid. Lezer, naar beste weten tracht ik u deze te verschaffen. En (Kritische) reacties zijn altijd welkom (maar zie eerst de veelvoorkomende vragen).

Hoe het boek te lezen

Was Knielen op een bed violen louter fictie, ik zou er geen woord aan vuil maken. Maar Jan Siebelink maakt duidelijk dat het over zijn vader gaat. Neem alleen al de naam: Sievez, zoon van Sieve, ofwel een link met Sieve. In een interview zegt hij:

Siebelink wil met deze roman 'het ongrijpbare weergeven'. ,,Ik wilde erachter komen waarom de vader heeft gedaan wat hij deed. Waarom zette hij alles in de waagschaal?

Het is een biografie zo geeft hij vervolgens aan:

De benauwenis had ook te maken, vermoedt hij, met de twijfel of hij er wel een roman over mócht schrijven. “Als mijn vader dit vanuit de hemel ziet, zal hij het niet goedkeuren, denk ik.”

Jan Siebelink meent ook dat hij historisch verantwoord bezig is geweest, zo schrijft hij in de herdruk van de biografie van J.P. Pauwe:

... toch heeft hij het gevoel een historisch verantwoord beeld van de Paauweaanse leer te hebben gegeven.

Zo heb ik ook dit boek gelezen en beoordeeld. Het is geen fictie, maar Jan Siebelink geeft een biografie. En daarin is hij zeer, zeer oneerlijk.

Siebelink's werkwijze

J.P. PaauweSiebelink haalt twee boeken aan die zogenaamd de basis voor zijn boek hebben gevormd: een biografie over dominee Paauwe (dominee Poort in het boek) getiteld Als een eenzame mus op het dak en een biografie over dominee J. van der Poel getiteld Het wonderlijkste wonder. Het boek van L.F. Dros en N.J.P. Sjoer is in mijn ogen een niet onsympathieke en correcte beschrijving van Paauwe en de paauweanen. Het boek van J.M. Vermeulen, niet in mijn bezit, zal voorzover ik de auteur ken, een vlotte, belezen en betrouwbare biografie zijn van deze predikant.

Deze beide predikanten hadden diametraal tegenovergestelde visies op kardinale punten. Paauwe was predikant van de Hervormde Kerk, daar afgezet, en sindsdien onafhankelijk. Van der Poel was dominee in de Oud Gereformeerde Gemeente. Beide hadden twee heel verschillende groepen waar ze zich tot richten. En het is zeer onwaarschijnlijk dat deze groepen in elkaar overliepen, juist vanwege de verschillen op belangrijke punten. Dit weerhoudt Jan Siebelink er niet van deze twee groepen te vermengen in een onherkenbare, raar, niet bestaanbaar soort ‘calvinist’. Uiteraard gaan ze allemaal in het zwart, ze stinken bijzonder, en ze hebben allerlei rare uitwassen. Een heer zou ze zo op zijn pad tegen kunnen komen en zijn verwikkelingen de jonge lezers mee kunnen delen in ‘De poortiaanse duisterviolen’. Maar voor een schrijver die zegt zijn vader te willen begrijpen, zijn deze versimpelingen onwaar(dig).

ds. Joh. van der PoelDs. Paauwe en ds. van der Poel hadden geheel verschillende gemeentevisies. Ds. van der Poel was gemeente-opbouwend en gemeente-stichtend bezig. Zijn kerkverband was ontstaan uit thuislezers en door losse groepen samen te voegen. Ds. Paauwe heeft nooit gemeentes willen stichten.

Jan Siebelink laat de volgelingen van ds. Poort heel raar praten. Wat zouden mensen denken als ik een boek zou schrijven met zinnen als: “Ze gaven een likje aan de auto en zeiden dat de trein bijzonder smaakte. Toe, proef het geluid toch eens.” Het taalgebruik wat Jan Siebelink de volgelingen van ds. Poort toeschrijft is precies zo raar. Iemand die deze ‘taal’ niet kent, valt het wellicht niet op. Hetzelfde als iemand over computers praat of over een ander onderwerp waar u wel verstand van heeft, maar de prater niet. Dat soort mensen zeggen soms de raarste dingen. Met ze praten of dingen uitleggen heeft vaak nog niets eens zin. Wel, zo praten de mensen in dit boek. Als je dit taalgebruik kent, is dit boek pagina aan pagina van nonsens. Expres? Of heeft Jan Siebelink gewoon een boekje gepakt en willekeurig zinnen en woorden aan elkaar geplakt? Jan Siebelink zal geen referentie hebben voor de zinnen die Poort's volgelingen in zijn boek uitspreken. Hij had het zijn lezers in elk geval wel even kunnen vertellen.

Lezers die een indruk willen krijgen van hoe dit taalgebruik echt klinkt, zouden de autobiografie van Johannes van der Poel, Eben - Haëzer, eens moeten lezen. Het taalgebruik dat Jan Siebelink de volgelingen van Poort in de mond fantaseert, past meer in de kringen van de oudgereformeerden, niet in de kringen van Paauwe.

KunstwerkIn Siebelink's boek wordt alles ook heel zwart/wit: er valt niets goeds over vader te vertellen, niets goeds over de volgelingen van ds. Poort die hem ontmoeten. Ze zijn allemaal hetzelfde. Ik ken diverse paauweanen. Eén ervan maakt kunst, zie rechts. Is dit ook iemand die niet van zijn kinderen houd? Zijn huwelijk verwaarloosd. Wat een verwerpelijke manier om een hele groep zwart te schrijven. In het hele boek is alles alleen maar zwart. Ook dat is raar. Niemands opvoeding is perfect. Maar dat er echt niets positiefs is te vertellen?

Kanttekeningen

Hier wat opmerkingen bij diverse passages. Wellicht helpt het de lezer om te weten te komen of wat Jan Siebelink beschrijft echt gebeurd zou kunnen zijn. De paginanummers zijn van de 24e druk.

p. 74: Jozef Mieras vraagt: ”Ken je Hem?” Jozef Mieras vraagt hier of Hans Christus kent. Dat is een vraag die in de bevindelijke kringen niet snel gesteld wordt. Men noemt de calvinisten niet voor niets gesloten. Zo'n vraag past niet. Wordt niet gesteld. Als Hans werkelijk in de kringen van de steile calvinisten is opgegroeid, gaan nu de alarmbellen rinkelen. Het is typisch een vraag die een ‘lichte christen’ zou stellen, niet iemand uit de kringen waarin hij is opgegroeid.
En zo is het hier al duidelijk dat of Jozef een karikatuur is, of een apart persoon. Dit is trouwens de laatste keer dat Christus in het boek een rol speelt. Voor de rest komt kennis van Christus niet meer ter sprake.

Thomas à Kempisp. 134: Jozef Mieras geeft Hans een boek dat alles overtreft: de Imitatio Christi (de navolging van Christus) van Thomas à Kempis. Dat zou het goddeloze katholicisme aan de kaak stellen. Ik neem aan dat Jan Siebelink hier expres Jozef Mieras onzin laat zeggen. Want dit is wel het laatste doel wat Thomas à Kempis heeft. Deel 4 van dit boek, Over het Allerheiligste Sacrament des Altaars, is nu niet bepaald een aanval op het katholicisme.

p. 135: Jozef Mieras raadt Hans aan veel in de Navolging te lezen:

Hij raadde Hans aan dagelijks in de Navolging te lezen. Veel zou in het begin nog duister zijn.

‘Lees elke dag een kort hoofdstuk. Bedenk dat God daar is waar duisternis heerst.’

Tja. Ongetwijfeld de visie van een uitgezochte en gefrusteerde Jan Siebelink. De Navolging begint namelijk zo:

Wie Mij volgt, zegt de Heer, wandelt niet in de duisternis. Dit zijn woorden van Jezus Christus, waardoor Hij ons aanspoort, Hem in zijn leven en deugden na te volgen, indien wij waarlijk verlicht willen zijn, en verlost van alle blindheid des harten.

Op pagina 136 wordt nog even aangestipt dat Hans deze eerste zin in het geheel niet duister voorkomt. Later, zie pagina 211, moet Jan Siebelink dan zelfs een citaat verzinnen om het boek toch duister te maken.

p. 140: de eerste keer dat Huib Steffen ter sprake komt. In het voorwoord van de heruitgave van Pauwe's biografie identificeert Jan Siebelink Huib Steffen met Huib Melissen uit Barneveld. Deze persoon komt zeer kort ter sprake in Als een eenzame mus op het dak. Huib Melissen was een zwager van Jan Siebelinks vader. In de Waarheidsvriend van 16 februari 2006 wordt er dit van gezegd:

Even wordt deze oefenaar genoemd op blz. 125 van het boek van Dros en Sjoer, maar weinig wordt er van hem beschreven. Deze in 1969 overleden oefenaar was een zwager van Jan Siebelinks vader. Als zodanig zal hij contact gehad hebben met Hans Sievez, maar zoals hij in de roman wordt neergezet, is beslist onjuist. Een echte Paauweaan was hij ook niet, want dan was hij zelf nooit voorgegaan in diensten. Afgeven op de kerk heeft hij hoegenaamd niet gedaan, ook al was hij door Paauwe buiten de kerk terechtgekomen in de tijd dat hij in Bennekom woonde. De rouwdienst van Huib Melissen (in het boek van Siebelink Huib Steffen) werd geleid door ds. R. Kok, toen christelijk gereformeerd predikant te Nijkerk. Zij hadden elkaar leren kennen en werden broederlijk aan elkaar verbonden. Het lijkt me goed dat te weten en er ook rekening mee te houden, als in gemeenten de door Siebelink genoemde excessen ter sprake komen. Misschien kunnen de auteurs het tweede deel van het boek nog eens actualiseren en een objectief onderzoek doen naar déze figuur.

p. 154: Jozef Mieras geeft Hans een boek met preken van Bernardus Smijtegeld. Volgens Mieras wordt in dat prekenboek beschreven hoe een hemelse gezant, een engel, Smijtegeld hielp toen hij in groot gevaar verkeerde. Jan Siebelink speelt hier opnieuw met de lezer. Dit verhaal duikt 150 jaar na Smijtegeld's dood voor het eerst in de literatuur op. De man heeft het hier zelf niet overgehad, en heeft er dus zeker niet in zijn preken gewag van gemaakt.

p. 170: Hier wordt beschreven welke ervaring Hans Sievez doormaakt. Voorzover mij bekent is er geen gelijkluidende ervaring in een autobiografie opgeschreven. Heeft Jan Siebelink dit verzonnen? Plausibel gezien het feit dat zoveel in dit boek verzinsel is. Heeft zijn vader dit hem verteld? Niet volgens dit boek. Zoon Ruben is niet aanwezig als Hans verslag doet van deze ervaring. Heeft Jan Siebelink dit gewoon maar verzonnen? Hoe kan hij dan zeggen zijn vader te willen begrijpen als hij geen idee heeft wat zijn vader heeft meegemaakt?

p. 188: Huib Steffen zegt: “Doorgaans zijn er geen kinderen bij als de vierschaar-ervaring wordt ondergaan. Een typische Jan Siebelink onzin zin. Het begrip vierschaar-ervaring wordt nooit in deze context gebruikt. Het woord komt niet in de Bijbel voor, maar duikt op een gegeven moment op in de levensbeschrijvingen van vromen in Nederland (daarbuiten is het onbekend). Het slaat op een geestelijke ervaring, dus een ervaring die in de geest, zonder anderen, wordt doorgemaakt. Mensen die zich zeer bewust zijn van hun zonden en zondigheid voelen zich voor de rechterstoel van God geplaatst en worden daar door God de Vader (of God de Zoon, Christus, in sommige gevallen) vrijgesproken. Jan Siebelink maakt hier een rechtbank van die bemand wordt door volgelingen van ds. Poort die vervolgens wel even zullen bepalen of de ervaring van Hans echt is of niet. Louter onzin. Geen enkele kerk of groepering kent zoiets.

p. 207: Hans Sievez zou zogenaamd een daad moeten stellen. Ik heb nog nooit van zulk taalgebruik gehoord. Uiteraard is het verzekeren of niet een onderwerp in deze kringen. Niet echter één waar veel overgepraat wordt. En dat je gedwongen wordt je niet te verzekeren? Het zou kunnen. Het wordt soms wel als een bewijs van ‘echtheid’ gezien. Het speelde zeker bij de Oud Gereformeerde Gemeenten (ds. van der Poel), maar of het ook zou bij ds. Paauwe gespeeld heeft is mij niet bekend.

p. 211: Een typische paragraaf, komt vaak terug in het boek. Hans Sievez leest in een boek van Thomas à Kempis, de auteur van de Imitatie van Christus:

Nu werd de zondag door dit soort onbenulligheden verstoord. Hoe kon hij op deze manier de ingewikkelde, duistere zinswendingen diep in zich laten doordringen ... ‘Al waart gij een hel van droefheid en beproeving, zo hebt gij nochtans reden om Hem te prijzen dat gij niet in een hel van vuur en zwavel zijt. Al hadt gij een hel op uw rug en een andere in uw borst, zo hebt gij nochtans reden om te danken dat gij niet geworpen zijt in de hel onder de duivelen...

Herfsttij der MiddeleeuwenHet is wellicht goed te realiseren dat dit boek geschreven is in de herfsttij der middeleeuwen. Nadat een kwart van de Europese bevolking aan de zwarte dood overleden was, en er 250 jaar lang eigenlijk niets in Europa gebeurde. Na —en in— al die ellende is het wellicht geen wonder dat mensen meer op hemelse zaken dan op aardse goederen betrokken zijn. Die zijn immers zo betrekkelijk gebleken? Maar het boek levert in elk geval citaten op die Jan Siebelink goed kan gebruiken.

Of niet? Ik daag de lezer van dit stuk uit dit citaat in dit boek te vinden. Siebelink heeft dit compleet verzonnen. Geen recensent meer te vinden die nog een gevoel heeft of dit soort citaten daadwerkelijk in dit soort boeken te vinden zijn.

En was dit inderdaad Hans Sievez lievelingsboek? Vinden we hier eindelijk iets concreets over deze man? Laten we eens luisteren naar Johan Huizinga, een man die Hans wellicht beter begrepen zou hebben, als hij in zijn Herfsttij der Middeleeuwen schrijft:

Doch uit dien kring is de Imitatio voortgekomen. Hier is de man, die geen theoloog was en geen humanist, geen wijsgeer en geen dichter, en eigenlijk ook geen mysticus, en die het boek schreef, dat eeuwen vertroosten zou. Thomas a Kempis, de stille, eenzelvige, vol teerheid voor het miswonder en met de smalste opvattingen van het godsbestuur, kende niets van de felle verontwaardiging over kerkbestuur of wereldleven, zooals het de preekers bezielde, niets van het alzijdig streven van Gerson, Dionysius of Nicolaas van Cusa, niets van de breughelsche fantazie van Johannes Brugman of het bonte symbolisme van Alain de la Roche. Hij zocht maar de rust in alle dingen, en vond haar "in angello cum libello". "O quam salubre quam iucundum et suave est sedere in solitudine et tacere et loqui cum Deo!" En zijn boek van eenvoudige levenswijsheid en stervenswijsheid voor het begeven gemoed werd een boek van alle tijden. Hier was alle neoplatonistische mystiek weer opgegeven, en enkel de stemming van den geliefden schrijver Bernard van Clairvaux de grondslag. Er is geen philosophische ontwikkeling van gedachten; er staan slechts een aantal hoogst eenvoudige gedachten in spreukvorm om een centraal punt gegroepeerd; elke loopt in een kort zinnetje af; er is geen subordinatie en nauwelijks correlatie van gedachten. Er is niets van de lyrische siddering van Heinrich Suso of van de strakke fonkeling van Ruusbroec. Met haar geklingel van evenwijdig voortloopende zinnen en matte assonanties zou de Imitatio dubbel proza zijn, wanneer niet juist dat eentonige rythme haar maakte als de zee op een zachten regenavond, of het zuchten van den wind in den herfst. Hier is geen kracht, geen élan, geen diepte en volheid; het is alles effen en gedrukt, alles en mineur: er is slechts vrede, rust, stil gelaten verwachting en troost.

p. 225: Hans Sievez heeft de verzekering opgezegd. Daarna komt een windhoos en de hele kas wordt vernield. Dat is het einde zijn van de zaak ... zou je denken. Het viel me daarom wel op dat op p. 235 te lezen was dat alles toch was goed gekomen...

p. 267: Jan Siebelink laat zijn vader zogenaamd naar een avondmaalsbediening gaan. Niemand gaat aan en Huib Steffen probeert met overslaande stem iedere aanwezige van deelneme af te houden. Zou ging het er aan toe bij de paauweanen volgens Jan Siebelink. Hij was er zelf aanwezig, zat op de rij achter zijn vader. Toch? Echter in het door Siebelink gerefeerde boek Als een eenzame mus op het dak lezen we over de avondmaalsviering:

Hoewel het zeer plausibel is dat er avondmaalsmijding plaatsgevonden heeft, was het aantal tafelgangers toch niet zeer gering: Paauwe hield op 10 april 1936 (Goede Vrijdag) te Bennekom vier toespraken bij even zovele tafels...

p. 312: Jan Siebelink laat zijn vader onder de preek aan Margjes benen denken. Benen ontbloot tot waar de schemer begon, etc. En aan haar borsten. Uiteraard wordt het Hooglied er weer bijgehaald. Tja, Jan Siebelink leeft zich echt in zijn vader in nemen we maar aan.

p. 320: Paulus schijnt in zijn brief aan de Corinthiërs geschreven te hebben dat: ‘Vele vrouwen bekeerden zich.’ Welke brief? Paulus schreef er twee aan de Corinthiërs. In geen van beide komt deze zin voor. Probeer deze zin maar uit in Google. Ze komt zelfs niet op het hele Internet voor.

p. 321: Hans Sievez heeft een heel bijzonder psalmboek. Het bevat namelijk naast de psalmen ook ‘de Heidelbergse catechismus en de Belijdenis des Geloofs, volgens de Dordtse leerregels’. Wellicht een grapje van Jan Siebelink, want zoiets bestaat niet. Of een slordigheidje? Het psalmboek zoals een persoon als Hans Sievez mee zou nemen bevat drie extra zaken, de zogenaamde drie formulieren van enigheid (van overeenstemming). Deze zijn: de Heidelbergse catechismus, de Belijdenis des Geloofs en de Dordtse Leerregels. Deze drie formulieren scheppen ook nu nog enigheid: personen en kerken die deze onderschrijven vinden genoeg verwantschap om samen te werken in scholen en andere verbanden.

p. 323: Een oefenaar zegt: “Gewassen in het bloed staan wij daar. Is dat geen wonderschoon perspectief gemeente?” Weer zo'n Siebelink zin die niets betekent. Geen enkele predikant bezigt dit soort zinnen.

p. 365: Jan Siebelink laat zijn vader overal een kleine ‘e’ zetten achter het woord ‘Heer’ in een boekje. Toch wel heel triest. Is dit werkelijk waar? Dan kon zijn vader wel aan de gang blijven want bijvoorbeeld in het psalmboek dat Hans Sievez op bladzijde 321 meeneemt wordt namelijk ook consequent ‘Heer’ gebruikt in plaats van ‘Heere’.

Afbeelding van concordantie van Trommiusp. 374: Jan Siebelink laat zijn vader onbekende begrippen opzoeken in de Concordans van Abraham Trommius. Jan Siebelink drijft hier de spot met zijn vader, want een concordantie is geen lijst met begrippen. Het is meer een volledige index. Op alfabetische volgorde zijn alle woorden in de Bijbel gerangschikt met de verwijzig waar het woord voorkomt. Erg handig. Wellicht heeft niet iedereen een idee hoe zo'n concordantie eruitziet, klik dan op het plaatje hiernaast. Heb de pagina met ‘Brood uit de Hemel’ gekopieerd. Van deze concordantie zijn twee edities van, één van drie delen (uit 1691) en de andere verkort en slechts één deel (uit 1856). Hans zal deze laatste wel op schoot hebben. Ik heb echter alleen die eerste hier bij de hand, dus dat is degene die je ziet. Bij deze eerste editie staat het brood nog gerangschikt onder ‘gemeen broot’, ‘het Manna’, ‘oneygentlick’, etc., maar bij de eendelige editie staat alleen maar brood en de lijst met teksten. Absoluut geen betekenis. Geen mens heeft een concordantie op schoot en zit daarin te lezen als er bezoek is. Een heel triest grapje van Jan Siebelink.

p. 380: Hans Sievez giet pure nicotine uit over zijn gezwollen geslacht om zichzelf te straffen voor het feit dat hij Johanna, de vriendin van zijn zoon begeert. Stond zijn zoon om het hoekje te kijken?`

p. 422: De nu bekende volgelingen van ds. Poort verzamelen zich rondom het sterfbed van Hans Sievez en gillen en roepen in koor. Denken mensen nu werkelijk dat dit er zo aan toeging? Dit zou toch te idioot zijn om waar te zijn? Zie ook de opmerking bij pagina 430.

p. 430: “Als er op het moment van de overgang een onbekeerde tot hem sprak, zou hij eeuwig verloren gaan.” Ik heb nog nooit van deze opvatting gehoord en Jan Siebelink zal hier geen referentie voor aankunnen halen. Dit is geen opvatting die ooit door witte of zwarte, lichte of zware calvinisten is aangehangen. Het is dubbel triest dat zoveel mensen die dit boek gelezen hebben menen dat er daadwerkelijk mensen zijn die dit verkondigd hebben.
Jan Siebelink zegt in interviews dat het inderdaad er zo aan toe is gegaan. Dit is uiteraard niet te verifiëren. Gezien de verzonnen citaten, een verzonnen ‘bevindelijk taalgebruik’, een mengsel van paauweanen en Oud Gereformeerden, twee groepen die heel weinig gemeenschappelijk hebben, twijfel ik. Het meeste in dit boek is verzonnen, waarom ook dit niet?

p. 441: Op de tafel van Hans Sievez ligt onder andere het boekje Het zieleraadsel opgelost. Het is een boekje geschreven door ds. Johannes van der Poel. Zou nu werkelijk een boekje van een kerkgemeenschap waarmee Paauwe helemaal niets had bij een paauweaan op tafel liggen? Onwaarschijnlijk.
Het andere boekje, Duizend snipperhoutjes is ook van ds. Johannes van der Poel. Deze had een bijzonder sterk ontwikkeld taalgevoel en dit boekje bevat duizend uitspraken van hem. De lezer kan eenvoudig nagaan dat het citaat wat volgens Jan Siebelink uit dit boekje komt, er helemaal niet in voorkomt.

Conclusie

Ik was diep teleurgesteld in dit boek. Boos zelfs.

Jan Siebelink schets hier een zeer akelig beeld van een hele groep mensen. Zonder aanwijzing dat dit uitzonderingen moeten zijn. Dat niemand zo denkt of praat. Dominee Nico J.P. Sjoer, ook opgegroeid in een paauweanengezin, zegt dit:

Ik ben paauweaanse gezinnen tegengekomen waarin warmte en liefde heersten. Ik ben ook paauweaanse gezinnen tegengekomen waar pastorale hulp schreeuwend noodzakelijk was.

Da's toch wel genuanceerder dan de wraakactie die Jan Siebelink hier uithaalt. Met een vreselijke karikatuur zet hij allen die zich volgelingen van Paauwe noemen te kijk. Na afloop van dit boek weet u nog niets over deze volgelingen want de personen die Jan Siebelink hier schetst, bestaan niet, en hun opvattingen zijn niet die van henzelf, maar ze zijn geheel ontsproten aan het brein van de schrijver.

Er zijn uiteraard mensen die hun gezin verwaarlozen. Er zijn mensen die misbruik maken van anderen. Maar één groep geheel zwart afschilderen is ongepast.

En wat weten we nu over Jan Siebelink's vader? Nog niets lijkt het wel, wat Jan Siebelink tevreden stemt:

Of het is gelukt? ,,Nee!'', zegt hij opgewekt. ,,Gelukkig niet. Al mijn zinnen zijn omcirkelende bewegingen om daar bij te komen. Ik heb het gevoel dat ik het dicht nader, maar het wijkt steeds weer terug. Uiteindelijk heb ik níets van het mysterie opgelost. De vader is dood en wij blijven achter met het raadsel.''

Wellicht. Als ik het boek lees, krijg ik de indruk van een man die niet drinkt, niet naar het café gaat, niet achter andere vrouwen aanloopt, van boeken houdt en af en toe eens naar de kerk wil en wat met vrienden wil praten. En de mensen om hem heen reageren daar heel raar op. Misschien was dat wel veel meer zijn vader.

Het beeld dat Jan Siebelink wil oproepen, is niet dat van een raadsel. Recensenten hebben haarfijn door hoe dit boek gelezen moet worden:

Wie wel wil lezen hoe een vader door zijn te strenge calvinistische opvattingen zijn gezin in de ellende stort, heeft hier toch wel een prettig leesbare roman aan.

Als lezer krijg je een beeld van een man die telkens vernederd wordt. Hans Sievez wordt door zijn vader vernederd als zijn vader zijn konijn slacht. Zijn hospita laat fijntjes weten dat ze gezien heeft dat hij een naakt beeld aait. Ze steekt hem in nieuwe kleding, maar laat hem ervoor betalen. Bloemenwinkeleigenaar Wieland laat het geld wat hij Hans schuldig is voor zijn voeten vallen zodat hij het op moet halen. Buurman Maters bouwt een superzwembad op het stuk terrein wat hij van Hans Sievez heeft gekocht, tegen alle afspraken in, en laat zijn cafégasten over Hans land zwermen zodat Hans ook het gebruiksrecht van zijn pad wel moet opgeven. Jozef Mieras slijt hem allerlei boeken terwijl hij het in feite niet kan betalen. De paauweanen slapen op zijn land en in zijn kassen.

En dan als klap op de vuurpijl komt zijn zoon nog even de genadeklap uitdelen als de man al in het graf ligt. Hij doet hem aan de benen en borsten van zijn vrouw denken als hij in de kerk zit. 'k Kan me toch niet voorstellen dat vader dit aan zijn zoon heeft vertelt... De zoon deelt mee dat vader hield van korte en krachtige gemeenschap met z'n vrouw, moeten we dat soort details over zijn vader weten, ook als het echt waar zou zijn? Hij laat 'm verliefd worden op de vriendin van zijn zoon, dromen van gemeenschap met haar en pure nicotine over zijn stijf geslacht gieten om zich vanwege deze gedachten te straffen. Wellicht is het waar, wellicht niet, en als het waar is, moeten dit soort details over je vader naar buiten gebracht worden? Het is nog wat anders om zelf bij Oprah op de bank alles over jezelf op te biechten, als het over je eigen vader gaat, is zwijgen dan niet gepast?

De liefde bedekt alle dingen.